03 mei 2024 | Nieuws
Niet alleen beeldend kunstenaar Joncquil de Vries, maar ook kunsthistorica Lea van der Vinde zwaait dit jaar af als lid van de Piket-jury. Lea kijkt met veel plezier terug op haar jurylidmaatschap, maar ‘het werd tijd voor een ander duo’.
Lea trad in 2022 toe tot de Piket-jury als opvolger van Martine Gosselink. Ze vond het een enorm verrijkende ervaring en had eigenlijk ook nog wel een tijdje kunnen blijven. Waarom dan toch dit vertrek? “Ik ben inmiddels uit de stad verhuisd en ook qua werk heb ik geen vaste verbinding meer met Den Haag. En Joncquil nam dit jaar afscheid, mijn collega in de vakjury Schilderkunst. Alles bij elkaar vond ik dat het tijd werd voor een ander duo.” Lea is sinds kort werkzaam als zelfstandig ondernemer en ziet ernaar uit zich als (gast)conservator, tentoonstellingsmaker, projectmanager en kunsthistorisch onderzoeker in te gaan zetten voor musea en andere culturele instellingen. “De nadruk ligt op conservatorschap”, legt ze enthousiast uit. “Ik vind het belangrijk tentoonstellingen, kunstprojecten, toegankelijk te maken voor een breder publiek. Dat kun je op één plek doen, als werknemer van een bepaald museum of een bepaalde instelling, maar werken voor veel verschillende opdrachtgevers is natuurlijk enorm inspirerend.”
De vakjury Schilderkunst bestond al vaker uit een werkend kunstenaar en iemand uit de museumwereld die zich als kunsthistoricus toelegt op het verleden. Die combinatie is steeds heel vruchtbaar gebleken. “Het leverde altijd mooie gesprekken op”, zegt Lea. “Met Joncquil en ook met de potentiële genomineerden wanneer we hun ateliers bezochten. Ik ben als kunsthistorica voornamelijk bezig met kunstenaars die eeuwen geleden leefden en vond het dus een verrijking om als jurylid jonge kunstenaars in hun eigen habitat te zien. Ze zijn heel authentiek en dus ook kwetsbaar. Het is natuurlijk ook best spannend – ineens krijg je een jury over de vloer. Die verantwoordelijkheid voel je. Je wilt ze niet meteen het gevoel geven dat ze beoordeeld worden.” Met een brede glimlach wijst ze erop dat al die oude meesters óók jong zijn geweest. “De groten van de kunsthistorische canon worden in musea doorgaans op de top van hun kunnen gepresenteerd. Maar ook in hún werk zit een ontwikkeling en ook in de 16e en 17e eeuw zat er een commerciële kant aan het verhaal en moest je als kunstenaar zorgen dat je aandacht kreeg. Die gedachte maakte het jurylidmaatschap voor mij extra bijzonder.”
Wat Lea betreft is de Piketprijs heel erg een prijs voor een belofte. “Het is eigenlijk een aanmoedigingsprijs. Er mag op het werk best nog wel wat aan te merken zijn.” Toch komen winnaars van de Piket-prijs vaak al snel positief in de aandacht van de media. Kan zo’n prijs een tipping point zijn? Volgens Lea is het vooral van belang dat iemand ‘is gezien’. “De erkenning die zo’n prijs geeft, kan enorm veel betekenen voor het zelfvertrouwen van een kunstenaar in ontwikkeling. In die zin is het echt een steun in de rug.”
Heeft Lea nog wijze woorden voor jonge kunstenaars? “Je mag erin geloven dat de wereld wél op je zit te wachten. Je kunt bijvoorbeeld best contact opnemen met een museum. Musea worden echt niet overstelpt met correspondentie van kunstenaars. Er zijn allerlei musea die graag iets met jonge kunstenaars willen doen, maar misschien niet echt een netwerk hebben op dat gebied, of niet goed weten hoe ze dat moeten aanpakken. Dus probeer het gewoon, ook al is het eng. Een mail draagt hoe dan ook een steentje bij aan je naamsbekendheid.” Lea adviseert om verder te kijken dan ‘kunst’. “Neem contact op met een natuurhistorisch museum wanneer je werk focust op de natuur, of met een instelling voor natuurwetenschap wanneer je wordt geboeid door het concept ‘tijd’. Kijk in de breedte. En als ’t niets oplevert is het ook niet erg, toch?”
Tekst: Anna Beerens
Foto: Hessel Waalewijn