04 maart 2024 | Nieuws
Beeldend kunstenaar Joncquil de Vries neemt na vier jaar afscheid als lid van de vakjury Schilderkunst. Hij had in 2020, het jaar dat alles stilviel vanwege de pandemie, bepaald geen gelukkige start. “Het waren gekke tijden”, zegt Joncquil. Een understatement, weet hij. Er zou veel te zeggen zijn over wat die ‘gekke tijden’ voor kunst en kunstenaars hebben betekend en het verhaal is, wat Joncquil betreft, echt niet uitsluitend negatief. Er zijn ook vruchtbare keerpunten, interessante ontdekkingen en mooie verrassingen geweest. Kunst is veerkrachtig.
In de vier jaar dat Joncquil deel uitmaakte van de Piket-jury heeft hij samengewerkt met drie verschillende partners: Suzanne Swarts (directeur Museum Voorlinden) zwaaide af omdat zij haar termijn had volgemaakt. Martine Gosselink (directeur Mauritshuis) moest voortijdig afscheid nemen omdat haar jurylidmaatschap niet te combineren was met de voorbereidingen voor het tweehonderdjarig bestaan van het Mauritshuis. Na Martines vertrek werkte Joncquil samen met kunsthistorica Lea van der Vinde, die onder meer werkzaam was voor het Mauritshuis en het Huygensmuseum, respectievelijk als conservator en als directeur. “Het waren alle drie prettige contacten”, zegt Joncquil. Hij vond het boeiend om te zien hoe Suzanne de context van nu en Martine en Lea hun blik op traditie en kunstgeschiedenis meenamen. “Voor mij gaat schilderkunst verder dan penseel en verf, is het vooral een manier van kijken. Kunst is een destillaat van een complexe werkelijkheid, dus ja, waarom zou je alleen maar naar het heden of de ‘verwachting’ in de toekomst kijken?”
Het jurylidmaatschap gaf Joncquil een blik op wat hij beschrijft als “de achterkant” van een proces. De Piketprijs is iets anders dan een prijs voor een sportprestatie, voor iets dat eenvoudig te duiden is als ‘het meeste’, ‘het hoogste’ of ‘het verste’. Joncquil: “Het gaat eigenlijk om een soort ondersteuning voor een startend iemand, een duwtje in de rug voor mensen die het allemaal nog niet weten. Hoe schat je dat in? Er is een bepaalde subjectiviteit. Het werk van diegene moet het doen natuurlijk, maar er is ook altijd een achtergrond, omstandigheden.” Hij vond het een verrijkende ervaring om deel uit te maken van zo’n structuur van selectie. “Ik heb veel inzicht gekregen in wat zo’n prijs kan betekenen op een bepaald moment in een carrière.”
Of hij nog wijze woorden heeft voor jonge kunstenaars? “Uiteindelijk”, zegt Joncquil, “gaat het altijd om de vraag ‘waarom en voor wie maak ik kunst?’. Waar ligt voor mij de voldoening, de erkenning? Het antwoord op die vraag wordt tegenwoordig vaak zo extern gezocht. Daardoor loop je het gevaar dat je je eigen materie uit het oog verliest. Is het de buitenwereld die bepaalt wat jouw kunstenaarschap uitmaakt? Zoveel pressie, zoveel stress bij het uitblijven van die bevestiging – en wat dan? In welke mate ben ik afhankelijk van mijn kunst om te overleven? Het ligt helemaal aan het doel dat je jezelf stelt. Er wordt mij regelmatig gevraagd of ik ervan kan leven. Ik antwoord dan altijd, dat ik er juist dóór kan leven. Kunst wordt gemaakt om te worden gezien, maar kunstenaarschap bestaat voor negentig procent uit van alles dat niet of nooit gezien wordt. Juist die negentig procent moet de moeite waard zijn. Naar buiten treden ermee, ondernemer zijn, geld, faam, dat is misschien allemaal heel belangrijk, maar het moet niet doorslaggevend zijn voor wat je maakt. In de eerste plaats maak je wat jijzelf ziet.”
Foto: Hessel Waalewijn
Tekst: Anna Beerens