03 juni 2020 | Nieuws
David Geysen heeft zijn termijn als jurylid van de Piket Kunstprijzen volgemaakt en neemt dit jaar afscheid. “Ik heb er veel van geleerd.”
David heeft vanaf het begin deel uitgemaakt van de vakjury in de categorie Toneel. In 2014 en 2015 was Monique van der Werff zijn medejurylid, vanaf 2016 werkte hij samen met Antoinette Jelgersma. “Maar het was niet zo dat we alles samen deden,” legt David uit. “Bij de categorie Toneel is dat gewoon niet haalbaar. Om je kandidaten in actie te zien, moet je naar voorstellingen en het kwam maar zelden voor dat we op dezelfde avond konden. Dus het was doorgaans een kwestie van zelf scouten, zelf kijken, en dan de opties naast elkaar leggen. Maar dat ging altijd prima.” Het jurylidmaatschap heeft hem zeker verrijkt. “Ik heb er veel van geleerd,” zegt hij. “Je hoort mensen uit andere disciplines over hun vakgebied en hun kandidaten praten en leert hun termen en hun criteria kennen, ontdekt waar zij op letten, hoe zij vergelijken. Dat was enorm boeiend, zeker omdat in diezelfde periode het multidisciplinaire aspect zo snel belangrijker werd, ook bij Bureau Dégradé, waar ik artistiek leider ben samen met Carl Beukman. Dat leverde een soort kruisbestuiving op.”
“Ons vak heeft zoveel kanten. Je kunt je voor je nominatie niet beperken tot de acteur die Shakespeare speelt. Je hebt niet alleen de uitvoerende kant, maar ook de regisseurs, de makers. En zoveel vormen, er is muziektheater, mime, performance, beeldend geluidstheater… Als jurylid moet je daar allemaal oog voor hebben. En je hebt altijd die cruciale vraag: waarom nomineer je iemand? Is het omdat die of die kandidaat het meeste talent heeft? Of zeg je ‘die komt er wel’ en ga je juist voor iemand die een boost nodig heeft, een duwtje omhoog, publiciteit en steun waarmee je verder kunt? Ik ben altijd wel heel erg voor dat laatste geweest.” David wijst erop dat er momenteel in Nederland misschien maar zo’n 35 acteurs ergens in vaste dienst zijn. “Je bent haast wel gedwongen om maker te worden en zelf met initiatieven te komen. Dat is ook een kant van de prijs: een buffer, iets wat ruimte en lucht geeft, waardoor er dingen kunnen ontstaan.”
“Je merkt heel duidelijk dat de grenzen tussen de verschillende disciplines vervagen,” zegt David. “Iemand die nu bijvoorbeeld fotografie studeert aan de kunstacademie heeft er geen moeite mee om ook te gaan schilderen of iets te doen met performance. Dat is iets wat de laatste jaren heel hard is gegaan. Een ander aspect van de vervagende grenzen is de aandacht voor diversiteit en het multiculturele. Je moet heel breed kunnen kijken. Het biedt allemaal uitdagingen, maar het maakt de dingen in allerlei opzichten ook ingewikkelder.”
Tijdens de prijsuitreiking van 2019 liet David ontvallen dat dit weer een tijd is waarin kinderen door hun ouders worden teruggefloten wanneer ze de kunst in willen gaan. Het is iets wat hij merkt bij zijn werk voor Theaterschool Rabarber. “Tien jaar geleden waren ouders nog enthousiast voor audities, werden jonge mensen aangemoedigd – ‘als het in Amsterdam niet lukt, gaan we het in Maastricht proberen’. Nu is het weer ‘toch maar beter eerst een studie afronden’ of ‘je kunt het altijd nog als hobby doen’. Ik snap het ook wel, er is de laatste jaren constant op kunst bezuinigd, om over corona nog maar te zwijgen. Bovendien, het middenveld wordt eruit gespeeld. Wat overblijft zijn de grote gezelschappen in de dure gebouwen. Het beleid rond cultuurcomplex Amare, hier in Den Haag, is daar een voorbeeld van. Dat kost zoveel geld en die centen moeten ergens vandaan komen en zo nemen de mogelijkheden en de kansen voor de beginners en de middenvelders nog verder af – wat nu zwart op wit staat in het advies van de Commissie Meerjarenbeleidsplan Kunst en Cultuur.” Hij lacht. “En daarom waren de Piket Kunstprijzen zo leuk, dat ik erbij heb mogen zijn, juist steun heb mogen geven.”
Foto: Hessel Waalewijn, tekst Anna Beerens