Terug naar overzicht

26 februari 2025 | Nieuws

Vertrekkend jurylid Ellen Goemans: ‘IJdelheid verhardt je ziel’

Toneelspeler, maker en docent Ellen Goemans verlaat dit jaar de vakjury Toneel. Ze kijkt met plezier en tevredenheid terug op drie jaar jurylidmaatschap, maar zag uiteindelijk af van nog een volle termijn. “Het is een bekend probleem van podiumkunstenaars. Altijd druk, nooit thuis, ook ’s avonds niet. Zo’n jurylidmaatschap komt daar dan nog bij. Je moet veel zien om je een goed oordeel te kunnen vormen. En half werk is voor mij geen optie.”

Inspirerende samenwerking

Goemans heeft als jurylid intensief samengewerkt met John de Weerd (programmeur van Zaal 3 en Theaterfestival de Parade). De combinatie van een speler en iemand die achter de schermen werkzaam is, is voor de vakjury ideaal, vindt ze. “Het was heel inspirerend. John koos andere dingen dan ik zelf zou hebben gedaan. Als programmeur kent hij het theater ook van een andere kant, op een andere manier, dan ik. De combinatie geeft een grotere reikwijdte.” Ze had er niet op gerekend dat het jurylidmaatschap ook van betekenis zou zijn voor haar werk als docent aan de HKU Acteursopleiding in Utrecht. “Ik zag dan iets en nam dat ook weer mee naar school. Ik deed contacten op bij andere opleidingen en bracht zelf mensen met elkaar in contact.” Belangrijke bijvangst, eigenlijk. “Ja, en ik hoefde dáár juist helemaal niet zoveel voor te doen. Zo’n contact, dat gaat vanzelf verder.”

Spelregels

Volgens de spelregels van de Piket Kunstprijzen moeten de jonge genomineerden een binding hebben met Den Haag. Dat valt voor de vakjury Toneel niet altijd mee, al vonden Goemans en De Weerd in 2024 weer een ‘echte’ Haagse winnaar in Patsy Kroonenberg. “Voor ons was het belangrijkste dat iemand op een Haags podium had gestaan, dat het Haagse publiek die persoon had gezien. Uiteindelijk gaat het om wat een jonge maker wil creëren en niet om waar diegene woont of is opgeleid. Voor zoiets hoopvols als De Poezieboys bijvoorbeeld, is de Haagse context van enorm belang. Als die ondergrond verdwijnt, is dat erg. We moeten die context juist stimuleren.” Wat de spelregels betreft vraagt Goemans zich overigens af hoe lang de verdeling in categorieën nog zal bestaan. “Op den duur is het onhoudbaar, denk ik. De grenzen tussen kunstdisciplines vervagen steeds meer. Ik zou me goed kunnen voorstellen dat op een bepaald moment twee verschillende jurykoppels dezelfde persoon willen nomineren.”

Engagement

Goemans vindt het belangrijk dat jonge makers iets eigenzinnigs hebben. Daarnaast benadrukt ze het belang van engagement. Dat is niet per se een kwestie van op-de-barricaden; ze probeert juist haar studenten op een subtiele manier te laten zien wat hier de rol van theater kan zijn. Ze vertelt dat ze onlangs met studenten Rinoceros van Eugène Ionesco verkende. In dit stuk, geschreven in 1959, veranderen de bewoners van een Frans provincieplaatsje geleidelijk aan in neushoorns. “Dat stuk gaat over conformisme en de invloed van de opiniemakers. De eerste twee aktes speelden we samen, daarna moesten ze zelf een derde akte schrijven. Studenten vinden dit soort klassiekers aanvankelijk meestal ‘stom’, maar op deze manier laat je ze ontdekken dat je met zo’n stuk echt wat kunt. Ik hoop dat ik een zaadje heb geplant. Engagement is niet alleen dapper, het is noodzakelijk.”

Wijze raad

Heeft Goemans nog wijze raad voor jonge spelers en makers? “Geen ijdelheid, en je moet vooral uitkijken als je denkt dat je het best goed doet. IJdelheid verhardt je ziel en maakt dat je dingen mist, dingen niet ziet. En verder: de aanhouder wint. Niet opgeven. Het zijn moeilijke tijden voor kunst en cultuur en er gaan vast gaten vallen, maar juist dan!” Ze wijst opnieuw op het belang van eigenheid. “Onderscheidend willen zijn en erop vertrouwen dat je dat ook kúnt zijn. Je eigen verhaal vertellen en uitvinden hoe je dat op je eigen manier kunt doen.” Goemans weet al wie haar en De Weerd als vakjury gaan opvolgen. Misschien voor die opvolgers nog enkele wijze woorden? “Nee hoor”, lacht ze, “dat is echt niet nodig. Die kunnen het wel!”

Tekst: Anna Beerens
Foto: Hessel Waalewijn